Historie

Chronologie

In 2005 zijn bij opgravingen in Vinkhuizen (Eelderbaan / het Paardenweitje) resten van een boerderij uit de eerste helft van de tweede eeuw na Christus gevonden.
De Lauwerszee komt soms door seizoensoverstromingen tot dichtbij de streek, waardoor de bodem te nat voor bewoning en bewerking wordt en wordt na de vierde eeuw verlaten.
Pas rond 1200 kwamen er weer mensen te wonen.
In de 17e eeuw werd er voor het eerst melding gemaakt van de boerderij Vinkhuis. Later werd er nog een boerderij bijgebouwd, waarop de naam van de oude boerderij veranderd werd in Grote Vinkhuis en die van de nieuwe in Kleine Vinkhuis. In 1828 vormde het een buurtschap van vier boerderijen. Deze buurtschap bleef bestaan tot de bouw van de huidige wijk. Toen is het Kleine Vinkhuis gesloopt en het Grote Vinkhuis omgedoopt tot wijkcentrum Vinkhuys.
De naam Vinkhuizen komt van de buurtschap, dat haar naam volgens het schoolmeestersrapport van 1828 ontlenen zou aan de vinken die er voorkwamen. Volgens taalkundige Wobbe de Vries komt de naam echter van ‘vinke’ ofwel ‘derrie’ en zou deze (net als bij Vinkeveen of Vinkega) verwijzen naar slechte turf die onder de kleitoplaag werd gevonden.
De naam Hoogkerk wordt voor het eerst genoemd in 1370.

1360        De naam Hoensloot wordt voor het eerst genoemd. De naam komt van de streek ’t Hoen (met de nederzettingen Noordhoen en Zuidhoen), die lag ten westen net buiten de stad en ten zuiden van Donghorn, een boerderij en een nederzetting ter hoogte van de toenmalige scherpe noordwaartse  bocht in het Reitdiep.

1558        Wordt het Hoendiep voor het eerst genoemd. Eind 16de eeuw liep het eerst als Kolonelsdiep vanaf Briltil door tot de Friese grens. Later (in 1616) werden de vele bochten recht getrokken (onder andere tussen De Poffert en Enumatil werd een afsnijding gegraven) en kreeg de hele vaart de naam Hoendiep.

1660        Aanleg van de Trekweg langs het Hoendiep.

+/- 1710    Bouw van het Kleine Vinkhuis.

1723        Jacob Derks Huisinga, Luirt Doornbos en Derck Jacobs (Huisinga) verkopen de eigendom in beklemrechtelijke zin aan Mr. A. J. Trip.

Beklemrecht: Beklemrecht of recht van beklemming is een eeuwigdurend, ondeelbaar zakelijk recht van het gebruik van andermans grond. Het is een variant van erfpacht die vrijwel alleen in de Nederlandse provincie Groningen voorkomt. De mogelijkheid om een beklemrecht te vestigen is afgeschaft, maar oude beklemrechten gelden nog zolang ze niet zijn afgekocht.

1749        Mr. A. J. Trip draagt de eigendom over aan zijn zoon Vincent Bernard Trip.

1803        De eigendom gaat over in handen van Jan Louis Trip. Het Kleine Vinkhuis is dan onder beklemming in gebruik bij Derk Harmsen voor f 120,- per jaar met 66 ½ grazen land.

De gras (mv: grazen) in Groningen is een Oudnederlandse oppervlaktemaat. Eén gras is de hoeveelheid gras die nodig was voor een koe en bedroeg iets minder dan een halve hectare. Dit komt dus neer op twee koeien per hectare, terwijl tegenwoordig drie of meer koeien per hectare worden gehouden.
Een exacte grootte is niet te noemen. Er zijn pogingen gedaan om te berekenen wat deze zou zijn geweest. Per gebied (dorp) komt men zo op verschillende groottes, omdat men de huidige oppervlakte is gaan delen door het grastal. Opvallend is dat de percelen indertijd steeds geheel (soms nog een halve) grazen heeft. Het lijkt erop dat men uitging van het aantal koeien dat er op graasde. Waren dat er twee, dan was het perceel 2 grazen groot. Kon er nog een kalf bij, dan was het 2½ groot. Het grastal was voornamelijk van belang voor de grondbelasting (de verponding). Men betaalde een bepaald bedrag per gras. Een nauwkeurige bepaling was dus niet echt nodig.

1808        De beklemming wordt opnieuw vastgesteld. Beklemde meiers zijn dan Daniël Daniëls Theune en Barbara Jacobs Gerber. De huur wordt vastgesteld op f 130,- per jaar.

1820    Daniël Daniëls Theune neemt 7 grazen land in eigendom over van de erven A. J. Trip. De huur wordt verhoogd naar f 142,- per jaar. Theune verkoopt de eigendom van de 7 grazen land door aan Christiaan Pieters Gerber voor f 600,- en een huur van f 22,- per jaar.

30-05- 1836    Daniël Daniëls Theune verkoopt de beklemming aan Izaak Jacobs Leutscher.

1839        De eigendom van het resterende land (59½ grazen) wordt toegescheiden aan A. D. Trip.

05-05-1851    De eigendom gaat over in handen van W. F. Trip.

11-01-1862    Izaak Jacobs Leutscher verkoopt de beklemming van het Kleine Vinkhuis met de bijbehorende landerijen (samen ongeveer 24.05.33 ha, kadaster Gemeente Hoogkerk, sectie B, de nrs. 142, 143, 144, 188 t/m 206 en 429) aan zijn schoonzoon Jannes Jacobs Leutscher. De beklemhuur van € 7 berust op de percelen 190, 191 en 192.

17-04-1891    Boedelscheiding nalatenschap Barbera Izaaks Leutscher (echtgenote van Jannes Jacobs Leutscher). Het Kleine Vinkhuis en landerijen blijven eigendom van Jannes Jacobs Leutscher.

19-10-1916    Willem Wierenga, koemelker in Hoogkerk, verkoopt aan Hartog Marcus, koopman te Groningen, de eigendom in beklemrechtelijke zin van een behuisd erf en land onder Hoogkerk, kadaster Gemeente Hoogkerk, sectie B de nrs. 190 en 1202 (v/h 191 en 192).

20-12-1916    Openbare  verkoop van de beklemming van het Kleine Vinkhuis en landerijen uit de boedel van wijlen J. J. Leutscher. Koper is Emanuel Abraham Marcus, koopman wonende te Groningen, mede namens Jozef Marcus, koopman te Groningen.

06-02-1917    Openbare verkoop van de eigendom in beklemrechtelijke zin van o.a. de percelen kad. Gem. Hoogkerk, sectie B nrs. 980 t/m 985 (voorheen 188 t/m 192) door de familie Hoenderkerken uit Noordlaren (die kennelijk van de familie Trip gekocht hebben maar wanneer is onbekend). Kopers zijn E. A. en J. Marcus, kooplieden te Groningen. Aangezien de eigendom in beklemrechtelijke zin en de beklemming in  één hand gekomen zijn, is de beklemming vervallen.

31-07-1918    E. A. en J. Marcus verkopen het perceel nr 981, groot 1.39.60 ha, voor f 13.960 aan Cornelis Jozinus Groenendijk, koopman wonende te Groningen. Hij handelt namens de vennootschap onder firma Dethmers & Co te Sneek en Groningen en als lasthebber  van Franciscus Johannes Dethmers, koopman wonende te Sneek en Arie Hartog, koopman te Hilversum, samen de leden van de genoemde vennootschap. Op het verkochte perceel krijgen de kopers het recht te stichten een fabriek dienende tot het fabriceren van kunsthoning, banketspijs, beschuitgelei en een specerijmalerij. Op de naburige percelen wordt de erfdienstbaarheid gevestigd dat daar geen fabrieken of inrichtingen mogen worden gebouwd waardoor de heersende erven belangrijk in waarde verminderen.

18-09-1919    Hartog Marcus verkoopt aan Onno Onnes, landbouwer te Haren, o.a. ‘een behuizing met erf en land, staande en gelegen te Hoogkerk, kad. Gem. Hoogkerk, sectie B de nrs. 190 en 1202’.

05-09-1924    F.J. Dethmers, C. J. Groenendijk en A Hartog, vennoten van de vennootschap onder firma Dethmers & Co verkopen aan Jouke Glaudé, bouwondernemer te Groningen ongeveer 90 are van het perceel kad. Gem. Hoogkerk, sectie B nr. 1235 (v/h 981), zijnde het meest oostelijk deel. Koopprijs f 12.000
(start bouw van de huidige nummers 111 tot en met 116).

15-10-1925    Executoriale verkoop van diverse bezittingen van J. Glaudé t.v.v. N. Mees, handelaar in bouwmaterialen, o.a. sectie B de nrs. 1303, 1304 (dubbele burgerbehuizing met tuin, thans Hoendiep 115 en 116), 1305,1306 (dubbele burgerbehuizing met erf, thans Hoendiep 113 en 114), 1307 (bergplaats met tuin, thans Hoendiep 112), 1308 (villa met tuin, thans Hoendiep 111) en 1310 (samen het in 1924 afgesplitste deel van B 1235). Koper is Geert Ronner, aannemer te Groningen voor f 12.400. (Glaudé had o.a. deze percelen in onderpand gegeven aan Mees wegens te leveren bouwmaterialen maar kon vervolgens zijn verplichtingen niet nakomen.)

23-10-1925    Onno Onnes verkoopt aan Derk Hofman, Albertus Hofman en Anna Maria Louisa Hes, e.v. Albertus Hofman, olieslagers te Zuidlaren een perceel grond sectie B nrs. 190 en 1202.

19-11-1928    Geert Ronner verkoopt aan Allert Pikkert, bouwondernemer te Groningen een gedeelte van het perceel B 1318 (een overblijvend, nog niet bebouwd, deel van sectie B 1310) voor f 3750.

10-12-1928    Geert Ronner verkoopt aan Allert Pikkert het resterende deel van B 1310 voor f 2000.

12-02-1929    A. Pikkert vraagt vergunning voor de bouw van negen blokken van elk twee woningen op het perceel sectie B nr. 1318.

18-02-1929    De gevraagde vergunning wordt onder voorwaarden door burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogkerk verleend. Legeskosten f 30,-.

00-12-1930    Allert Pikkert verkoopt aan de Gemeente Hoogkerk een perceel ‘open grond bestemd als straat en gazon, gelegen nabij het Hoendiep onder Hoogkerk, sectie B nr. 1362’ (de straat en het pleintje).

00-09-1934    Allert Pikkert verkoopt aan Alle Groen, bakker te Beerta, 20 burgerhuizen met erf en grond, staande en gelegen aan de Trekweg naar Groningen onder Hoogkerk, sectie B nrs. 1331 (thans Hoendiep 135 t/m 137), 1329 (thans Hoendiep 125 t/m 130), 1347 (thans Hoendiep 121/122), 1353 (thans Hoendiep 117 t/m 120), 1346 (thans Hoendiep 123/124) en 1358 (vermoedelijk thans Hoendiep 131 t/m 134). Dit zijn in totaal 24 huizen, maar nog niet allen percelen waren bebouwd.

01-01-1969    Hoogkerk wordt samengevoegd met Groningen. Omdat nu dubbele huisnummers aan het Hoendiep ontstaan worden de nummers in Hoogkerk verhoogd met 100.

00-00-1974    Verkoop van de huizen aan bewoners of andere belanghebbenden.

Bronnen, voor zover bekend:
Kadaster Groningen (zie ook de bijbehorende kadastertekeningen),
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vinkhuizen, http://www.hetverhaalvangroningen.nl/verhalen/donghorn-en-pishorn,
http://www.de-held.nl/2005/09/19/AlInDeTweedeEeuwBewoningInVinkhuizen.aspx,
http://nl.wikipedia.org/wiki/Beklemrecht,
http://nl.wikipedia.org/wiki/Gras.